StartpaginaHoofdstuk 3: Het macroscopische heelal

Begrippen
In dit deel verklaren we de voor lenswerking vereiste “extra trek” met twee effecten van gegeneraliseerde onstabiele deeltjes (GUP). Tijdens hun beperkte levensduur stapelen vele kleine trekken zich op tot een blijvende achtergrond die we statistische tensorzwaartekracht (STG) noemen. Wanneer deze deeltjes uiteenvallen of annihileren, brengen zij breedbandige energie in het medium in; dat verschijnt als tensorgebaseerde lokale ruis (TBN). Hierna gebruiken we uitsluitend de volledige benamingen statistische tensorzwaartekracht en tensorgebaseerde lokale ruis.


I. Verschijnselen en knelpunten

Licht van verre bronnen buigt af bij passage langs een voorgrondstelsel of cluster. Daardoor ontstaan bogen, ringen en meervoudige beelden. Op grotere schaal worden duizenden achtergrondstelsels lichtjes in dezelfde richting uitgerekt, wat patronen van zwakke lenswerking (shear) oplevert.


II. Fysische mechanismen

  1. Landschapsblik: sturing door de tensorpotentiaal
    Zie het heelal als een “energiespiegel” die strakker of losser kan staan. Voorgrondstructuur trekt het oppervlak naar binnen en vormt een landschap van tensorpotentiaal met bekkens en hellingen. Licht gedraagt zich als een gerichte golfbundel die “minder optische tijd” wil besteden (principe van Fermat). Op dit landschap draait het golffront naar het bekken, het pad wordt hergericht, en zo ontstaan afbuiging, vergroting en meervoudige beelden. In vacuüm en in de grens van geometrische optica is die herrichting nagenoeg achromatisch; duidelijke frequentieafhankelijkheid treedt pas op bij passage door plasma of in het golfoptische regime (diffractie en interferentie).
  2. Een gladde “extra helling”: statistische tensorzwaartekracht
    Boven op de binnenhelling die door zichtbaar materie is gevormd, levert het tijd- en zichtlijn-gemiddelde van talloze zachte trekken door gegeneraliseerde onstabiele deeltjes een blijvende extra helling:
    • Genoeg draagkracht: Samen met de basishelling versterkt dit de focus, bogen worden langer en ringen vollediger.
    • Meebewegend met de omgeving: Waar fusies veel voorkomen, jets (straalstromen) actief zijn of kosmische afschuiving sterk is, wordt de “extra helling” dikker en de lenswerking krachtiger; in rustige regio’s is zij zwakker.
    • Zichtlijn-integratie: Lenswerking “leest” het volledige geïntegreerde landschap langs de hele lichtweg. Daardoor ligt de afgeleide lensmassa vaak hoger dan de dynamische massa uit lokale bewegingen, vooral in richtingen met veel grootschalige structuur.
  3. Fijne “donkere rimpels”: tensorgebaseerde lokale ruis
    Bij uiteenvallen of annihilatie brengen gegeneraliseerde onstabiele deeltjes laag-coherente, breedbandige golfpakketten in het medium. In massa vormen die een diffuse, fijne textuur die het lichtpad verstoort als donkere rimpels:
    • Zachte duwtjes aan het pad: Zadelbeelden zijn het gevoeligst en dimmen, vervormen of verdwijnen daardoor gemakkelijker.
    • Herschikking van flux: Helderheidsverhoudingen worden herschreven maar blijven bijna bandonafhankelijk, in lijn met multibandwaarnemingen.
    • Schijn van substructuur: De fijne textuur is geen verzameling extra klompjes, maar laat in het beeldvlak sporen achter die lijken op “te veel of te weinig” substructuur en verklaart zo tegenstrijdige tellingen.
  4. Tijdboekhouding: geometrie + potentiaal
    Het verschil in aankomsttijd tussen beelden bestaat uit twee delen: een langer fysiek pad (geometrische term) plus trager voortgaan over een verhoogde optische tijd op de helling (potentiaalterm). Beide zijn vrijwel frequentieonafhankelijk, dus de tijdvertraging is nagenoeg achromatisch. Evolueert het landschap langzaam tijdens de meetcampagne—clusters worden zwaarder, leegtes veren terug—dan kunnen zeer kleine, achromatische verschuivingen in beeldposities of vertragingen zich opstapelen.
  5. Eén kaart, drie lezingen: lenswerking—rotatie—polarisatie
    Lenswerking leest tweedimensionale herrichting. Rotatiekrommen tonen driedimensionale baanverstrakking. Polarisatie en gastextuur tekenen ruggen en corridors op de helling. Deze moeten ruimtelijk samenvallen: waar de helling dieper is en strepen duidelijker zijn, wijzen alle drie de indicatoren dezelfde kant op.

III. Toetsbare voorspellingen en kruiscontroles (toegepast op observatie en modellering)


IV. Vergelijking met de gangbare uitleg

  1. Overeenkomsten
    Beide beelden verklaren bogen, ringen, meervoudige beelden en tijdvertragingen, en voorspellen doorgaans bijna achromatisch gedrag wanneer de zwaartekracht domineert.
  2. Verschillen (sterktes van dit beeld)
    • Minder parameters: Geen “maatwerk-lijst van onzichtbare klompjes” per systeem nodig; de extra helling en de fijne textuur vloeien voort uit één statistisch proces.
    • Veel grootheden op één kaart: Lenswerking, rotatie, polarisatie en snelheidsvelden leggen samen beperkingen op aan hetzelfde landschap van tensorpotentiaal.
    • Details volgen vanzelf: Afwijkende fluxverhoudingen, de kwetsbaarheid van zadelbeelden en de omgevingsafhankelijke kloof tussen lens- en dynamische massa komen direct voort uit gevoeligheid voor “helling + textuur”.
  3. Inclusiviteit
    Mocht later een nieuwe microscopische component worden bevestigd, dan kan die als bron op kleine schaal bijdragen aan de extra helling. Zelfs zonder nieuwe materie volstaat de combinatie van statistische tensorzwaartekracht en tensorgebaseerde lokale ruis om de hoofdverschijnselen van lenswerking te verenigen.

V. Analogie

“Vallei + donkere rimpels op water.”
De vallei en hellingen lijken op het landschap van tensorpotentiaal dat reizigers (licht) naar de minst inspannende route leidt. Onzichtbare rimpels op het water zijn tensorgebaseerde lokale ruis: ze laten beelden licht trillen en herverdelen de helderheid. Op macroniveau bepaalt de vallei de richting; op microniveau verzorgen de rimpels de fijnafstemming.


VI. Conclusie

Door lenswerking te herleiden tot een mediumeffect van helling (statistische tensorzwaartekracht) plus fijne textuur (tensorgebaseerde lokale ruis), komen bogen/ringen/tijd/helderheid/omgevingsafhankelijkheid én de ruimtelijke overeenstemming met rotatiekrommen en polarisatie samen op één kaart van de tensorpotentiaal. Met minder aannames en meer gezamenlijke kaartbeperkingen biedt dit beeld een verenigde én toetsbare verklaring.


Auteursrecht & licentie (CC BY 4.0)

Auteursrecht: tenzij anders vermeld, berusten de rechten op “Energy Filament Theory” (tekst, tabellen, illustraties, symbolen en formules) bij de auteur “Guanglin Tu”.
Licentie: dit werk valt onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal (CC BY 4.0). Kopiëren, herverdelen, citeren, bewerken en opnieuw verspreiden is toegestaan, voor commerciële en niet‑commerciële doeleinden, mits naamsvermelding.
Aanbevolen bronvermelding: Auteur: “Guanglin Tu”; Werk: “Energy Filament Theory”; Bron: energyfilament.org; Licentie: CC BY 4.0.

Eerste publicatie: 2025-11-11|Huidige versie:v5.1
Licentielink:https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/