Startpagina / Hoofdstuk 1: Theorie van Energiestrengen
I. Wat het is (definitie en intuïtie)
De statistische spanningszwaartekracht (STG) beschrijft het netto-effect van talloze “trek–spreid”-pogingen die worden aangejaagd door het algemeen onstabiele deeltje (GUP). In statistische zin wordt de “energizee” strakker aangetrokken, zodat op grote schaal een langzaam golvend “hellingsvlak” ontstaat. Materie en licht die over dit vlak bewegen, ondervinden extra trek, een kleine baanafwijking en subtiele verschuivingen in aankomsttijden.
Om “ontelbare lokale aanspanningen” te vertalen naar “één grootschalig hellingsvlak” introduceren we een equivalente kern – een respons-sjabloon. In stille, langdurig stabiele gebieden is die kern vrijwel constant; tijdens grote gebeurtenissen als fusies, schuif of turbulentie wordt de kern een dynamisch sjabloon dat met tijd en richting meebeweegt, met vertraging (een tikje achter de feiten aan) en regressie (geleidelijke terugval na afloop). Dit vult de spanningsachtergrondruis (TBN) aan: vaak stijgt de ruis eerst, en verdiept de helling later – kortweg “ruis eerst, kracht daarna.”
II. Hoe het ontstaat (optellen van micro naar macro)
- Kleine stapjes, enorme aantallen: elke aanspanning is miniem, maar de richtingen zijn vaak coherent door zichtbare verdelingen, externe velden en grensvoorwaarden.
- Tijd rekken, ruimte vergroten: het optellen van die kleine aanspanningen in ruimte en tijd werkt als veel vezels tot één touw twisten – het resultaat is één samenhangend hellingsvlak.
- Het sjabloon bepaalt de spelregels: de equivalente kern bepaalt waar, wanneer en in welke richting aanspanning effectief wordt opgebouwd; bij grote events “schuift” het sjabloon zelf mee met de omgeving.
- Heldere causaliteit: ruis uit terugvulling/ontbinding verschijnt snel; hellingsgroei vergt accumulatie – daarom “ruis eerst, kracht daarna.”
III. Kernkenmerken (direct koppelbaar aan observaties)
- Twee sjabloon-modes: stille ruimte ≈ stabiel sjabloon; event-ruimte ≈ dynamisch, anisotroop sjabloon (met hoofd-as, ritme en geheugen).
- Niet “band-kiezend”, maar “pad-volgend”: na aftrek van voorgrondplasma e.d. moeten residuen op hetzelfde pad – optisch, radio enz. – gelijkgericht verschuiven; verschillen komen primair door het doorkruiste milieu, niet doordat de zwaartekracht “frequenties kiest”.
- Eén kaart, veel toepassingen: een unieke potentiëls-basemap hoort residuen in rotatiecurven, lensing en timing tegelijk te verkleinen; vraagt elk kanaal zijn eigen “patch-kaart”, dan ontbreekt eenheid.
- Vertraging en regressie: in fusies en sterke schuif stijgt ruis eerst, helling volgt; na het event valt de helling in eigen tempo terug.
- Lokaal consistent: in lab- en nabije zwaartekrachtproeven blijven de standaardwetten overeind; nieuwe effecten tonen zich vooral bij lange paden en grote statistiek.
IV. Hoe te meten (leeswijzer en criteria)
- Samengestelde mapping: projecteer de kleine residuen van rotatiecurven, zwak/sterk lensen en aankomstvertraging op één hemelcoördinaat en toets co-richting en co-patroon.
- Kwantificeer “eerst–daarna”: gebruik tijdreeks-matching en kruis-correlatie om een stabiele positieve vertraging tussen ruis en helling te meten en volg de regressieritmes na events.
- Multi-beeld (sterke lensing): paden van dezelfde bron horen bron-coherent te zijn; subtiele afwijkingen in tijdsvertraging en roodverschuiving sporen met de evolutie van de hoofd-as.
- Externe-veldscan: vergelijk voorkeursrichting en amplitude tussen solitaire sterrenstelsels, groepen/clusters en knooppunten van het kosmisch web om systematiek te vinden.
- Band-agnostische check: na correctie van dispersie enz. moeten cross-band residuen langs hetzelfde pad samen verschuiven.
(Conform de intuïtieve toetsen uit 2.1: ruis eerst, kracht daarna; co-richting in de ruimte; omkeerbaar pad – in de natuur doorgaans zichtbaar als regressietraject na het event.)
V. Spiegeling aan het hoofdbeeld (één zin)
Zonder onzichtbare “nieuwe deeltjes” toe te voegen, duiden we extra trek als respons van statistische aanspanning. Geometrische lezing blijft geldig, maar causaliteit ligt bij spanning en statistiek. Stille ruimte blijft verenigbaar met bestaande tests; in event-ruimte verenigt een dynamisch sjabloon meerkanaals fijnheden kosten-efficiënt.
VI. Toetsbare sporen (checklist “waarop te letten”)
- Richtingsuitlijning: residuen van rotatie, lensing en timing wijken gelijkgericht af langs één voorkeursas, die meedraait met extern veld of schuif.
- Vertraging en regressie: ruis springt eerst – helling volgt – nadien terugval; het drieluik herhaalt over meerdere datadomeinen.
- Eén kern, meerdere toepassingen: pas één respons-sjabloon tegelijk op dynamica en lensing toe en extrapoleer tijdsvertraging zodat residuen gezamenlijk krimpen.
- Externe-veldeffect: interne bewegingen in satelliet/dwergstelsels veranderen systematisch met de veldsterkte van de gastheer.
- Epoch-herziening: in hetzelfde hemelgebied schuiven meer-epoch-residuen traag langs een herhaalbaar evolutiespoor.
VII. Tien representatieve kosmische STG-verschijnselen
- Aflakkerende rotatiecurven (zie 3.1): een uniforme basemap verkleint residuen op meerdere straalafstanden en verzacht de spanning “diversiteit–uitlijning.”
- Baryonische Tully–Fisher-relatie: de strakke massa-snelheidsschaal oogt als een gevestigd potentiaal na langdurige werking van de statistische helling.
- Baryonische acceleratierelatie: systematische afwijkingen bij lage versnelling zijn economischer te verklaren met een statistische trek-bodem.
- Zwak lensen tussen stelsels: op grote samples loopt de potentiaal-hechting gelijk met zichtbare verdeling en externe velden.
- Kosmische shear: grootschalige patronen van potentiaal-dalen en -wallen stemmen overeen met de “topografie” van de basemap.
- Sterk lensen (Einstein-ringen/multi-beelden) & tijdsvertraging: minieme multi-pad-verschillen en subtiele roodverschuivingen convergeren gelijkgericht naar de basemap; in event-zones ziet men vertraging van hoofd-as en amplitude.
- Dynamische-massa vs. lens-massa in clusters: de basemap verklaart het systeemverschil met minder “patches”.
- Massapiek-offsets in samensmeltende clusters (Bullet-achtige, zie 3.21): onder een dynamisch sjabloon evolueert de fase-offset tussen massa- en lichtpiek regelmatig met de tijd.
- CMB-voorkeur voor “lens-sterkte”: lichte versterking op grootschalige hellingen, in lijn met de richting van langdurige optelling.
- “Te vroege” opkomst van zéér zware zwarte gaten (zie 3.8): steilere statistische hellingen plus gladdere toevoerbanen helpen snelle vroege samentrekking en groei te duiden.
VIII. Samengevat
Statistische spanningszwaartekracht verruilt “entiteiten toevoegen” voor “respons toevoegen”: met een omgevingsafhankelijk equivalent-sjabloon worden ontelbare lokale aanspanningen opgestapeld tot één grootschalig hellingsvlak. In stilte is het sjabloon stabiel; bij events dynamisch, anisotroop en “met geheugen.” Eén potentiëls-basemap hoort multikanaals bruikbaar te zijn, zodat residuen van rotatie–lensing–timing in één richting samenkomen; tezamen met spanningsachtergrondruis maakt dit de causale sequentie “ruis eerst, kracht daarna” zichtbaar en wordt het volledige “trek–spreid”-beeld scherp.
Auteursrecht & licentie (CC BY 4.0)
Auteursrecht: tenzij anders vermeld, berusten de rechten op “Energy Filament Theory” (tekst, tabellen, illustraties, symbolen en formules) bij de auteur “Guanglin Tu”.
Licentie: dit werk valt onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal (CC BY 4.0). Kopiëren, herverdelen, citeren, bewerken en opnieuw verspreiden is toegestaan, voor commerciële en niet‑commerciële doeleinden, mits naamsvermelding.
Aanbevolen bronvermelding: Auteur: “Guanglin Tu”; Werk: “Energy Filament Theory”; Bron: energyfilament.org; Licentie: CC BY 4.0.
Eerste publicatie: 2025-11-11|Huidige versie:v5.1
Licentielink:https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/