Startpagina / Hoofdstuk 1: Theorie van Energiestrengen
Binnen het kader “energiedraden—energiezee” is ‘kracht’ geen extern aangeplakt ding. Het is de manier waarop spanning wordt geordend, op welke schalen zij golft, en of er gerichtheid aanwezig is. In één verenigd beeld geldt: spanningsterkte bepaalt de daadkracht van het antwoord en de “snelheidslimiet”; gerichtheid schept een voorkeur voor aantrekken/afstoten; het spanningshellingprofiel wijst het “minste-inspanning-pad”; topologisch sluiten/omwinden bepaalt of het bereik kort is en “hoe verder getrokken, hoe strakker”; en tijdsvariatie (herverbinden, ontwinden) bepaalt of verval/omzetting optreedt.
Analogie: zie het heelal als een groot net: de mate van opspanning, de loop van ketting en inslag, reliëf, het aantal knopen en het tijdelijk aantrekken of lossen — dat alles bepaalt hoe kralen (deeltjes) zich over het net bewegen en elkaar “meenemen”.
I. Zwaartekracht: afglijden langs de macroscopische “spanningshelling”
Ontelbare deeltjes — stabiel en instabiel — stapelen in de energiezee langzaam maar grootschalig hoogtes en hellingen van spanning op. Alle deeltjes en verstoringen glijden liever naar de “strakker gespannen” zijde, wat zich uit als universele aantrekking en baansamentrekking. Het bereik is ver, het ritme traag, en de richting wordt door de grootschalige spanningstopografie bepaald.
Analogie: een trommelvel dat op enkele plekken voortdurend wordt ingedrukt (massaconcentraties) krijgt een komvormig landschap; leg er een kraal op en die rolt vanzelf richting laagte. Geen “onzichtbare hand”, maar het landschap van het vel dat stuurt.
II. Elektromagnetisme: “fase-interactie” van gericht gespannen structuren
In een geladen deeltje bestaat een georiënteerde spanningsschikking (met pool/as), waardoor de buurt in de energiezee “gekamt” wordt tot geordende patronen. Naderen twee zulke patronen elkaar, dan geldt: in-fase → makkelijke afstoting, tegen-fase → makkelijke aantrekking. De interactie is sterk, afschermbaar, interfereerbaar en draagt gericht voortplantende, coherente verstoringen (licht).
Analogie: kam je op één stuk stof twee zones in tegengestelde richting, dan haken de randen vanzelf in elkaar; kam je dezelfde kant hard, dan rimpelt en scheidt de grens. De kamrichting staat model voor het teken van de lading.
III. Sterke wisselwerking: “lekkage-stop” door strak gesloten lussen
In sommige deeltjes bouwen energiedraden een gesloten spanningsnetwerk op met hoge kromming en sterke verstrengeling — als een snoer met talloze knopen — met het doel verstoringen binnen te houden. Probeer je dit interne spanningsweefsel uit te rekken, dan neemt de inwendige spanning toe met de trek tot een kritiekpunt van breuk—herverbinding; uiteinden komen niet los, maar vergrendelen opnieuw en vormen nieuwe kluwen. Dus korte dracht, harde binding en zichtbaar “confinement”.
Analogie: trek aan een zelfblokkerende kabelbinder: hoe meer je trekt, hoe strakker. Wil je forceren, dan komt de band niet “in één stuk eruit” maar klikt elders opnieuw vast, met extra kleine lussen.
IV. Zwakke wisselwerking: “uitlaat voor herconfiguratie” bij verlies van balans
Wanneer een kluwen de stabiliteitsdrempel overschrijdt, breekt de inwendige spanningssymmetrie; de structuur stort in en herschikt, terwijl zij een deel van de opgesloten verstoring uitstuurt als korte, discrete golfpakketten — gezien als verval/omzetting. De zwakke kracht is geen mini-versie van elektromagnetisme of de sterke kracht, maar het ontkoppel-kanaal in het proces onbalans → heropbouw.
Analogie: een tol die geleidelijk uit balans raakt verliest het ritme en stuurt kringen van rimpels; zwak verval is het moment van uiteenvallen waarop inwendige spanning buiten tot golfpakketten wordt.
V. Drie verenigde “werkwetten”
- Werkwet 1 | Spanningstopografiewet: route en baan volgen de helling van spanning — macroscopisch: zwaartekracht.
- Werkwet 2 | Gerichte koppelingswet: in-/tegen-fase-koppeling van georiënteerde spanning — macroscopisch: elektromagnetisme.
- Werkwet 3 | Drempelwet van gesloten lussen: stabiliteit/instabiliteit en herverbinding in gesloten verstrengeling — macroscopisch: sterke binding/zwak verval.
Samengevat
De vier krachten hebben één oorsprong in de spanningsorganisatie van “draad—zee”: zwaartekracht is topografie, elektromagnetisme is gerichtheid, de sterke kracht is interne, gesloten lusspanning, en de zwakke kracht is herconfiguratie bij onbalans. Ze lijken vier wegen, maar zijn in feite vier afdrukken van één en hetzelfde net.
Auteursrecht & licentie (CC BY 4.0)
Auteursrecht: tenzij anders vermeld, berusten de rechten op “Energy Filament Theory” (tekst, tabellen, illustraties, symbolen en formules) bij de auteur “Guanglin Tu”.
Licentie: dit werk valt onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal (CC BY 4.0). Kopiëren, herverdelen, citeren, bewerken en opnieuw verspreiden is toegestaan, voor commerciële en niet‑commerciële doeleinden, mits naamsvermelding.
Aanbevolen bronvermelding: Auteur: “Guanglin Tu”; Werk: “Energy Filament Theory”; Bron: energyfilament.org; Licentie: CC BY 4.0.
Eerste publicatie: 2025-11-11|Huidige versie:v5.1
Licentielink:https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/