StartpaginaHoofdstuk 4: Zwarte gaten

Hoe kleiner het zwarte gat, hoe sneller en scherper de dynamiek nabij de waarneembare rand; hoe groter het zwarte gat, hoe trager en gladder de respons. Dat is geen toevallige oppervlaktegelijkenis, maar het gezamenlijke gevolg van verschuivingen in tijdschaal, beweeglijkheid, dikte en verdeling van de uitstroom tussen de buitenste kritische laag, de overgangszone en de kern wanneer de massaschalen veranderen.


I. Tijdschaal van de respons: klein is kort, groot is lang

  1. Herkomst van de timing: Alle reacties nabij de rand worden “in relais” doorgegeven via de buitenlaag en de overgangszone door een soort energie-oceaan. De maximale doorsluitsnelheid wordt bepaald door lokale spanning, terwijl de te overbruggen afstand toeneemt met de omvang van het zwarte gat. Kleinere systemen hebben een kort traject en dus snelle rondes; grotere systemen hebben een lang traject en dus trage rondes.
  2. Directe gevolgen:

II. Beweeglijkheid van de buitenlaag: klein is “licht”, groot is “zwaar”

  1. Betekenis:
    Beweeglijkheid beschrijft in welke mate de buitenste kritische laag meegeeft bij dezelfde prikkel.
  2. Waarom verschillend:
    Op kleine schaal beschikt een klein stukje van de kritische band over een bescheiden “spanningsbudget”. Lokale verheffing of geometrische herschikking laat de lijnen van “benodigde” en “toegestane” snelheid tijdelijk kruisen, waardoor meebewegen makkelijker wordt. Op grote schaal wordt dezelfde prikkel uitgesmeerd over een groter oppervlak en diepere achtergrond, waardoor de buitenste kritische laag minder geneigd is te wijken.
  3. Uiting:

III. Dikte van de overgangszone: klein is smal en gevoelig, groot is dik en dempend

  1. Materiaalperspectief:
    De overgangszone werkt als een “zuigerlaag” die spanning draagt, opslaat en vrijlaat. In grotere systemen zorgen grotere geometrische schaal en spanningsreserve voor een natuurlijk dikker buffer; kleinere systemen houden een dunnere buffer.
  2. Functionele verschillen:

IV. Verdelingsneiging van de uitstroom: het pad met de minste weerstand krijgt de grootste hap

De ontsnappende flux verdeelt zich over drie routes—vluchtige poriën, axiale perforatie en bandvormige ont-kritisering langs de rand—volgens het principe van de kleinste weerstand. Schaalverandering herschikt hun relatieve weerstand systematisch:

  1. Kleine zwarte gaten:
  1. Grote zwarte gaten:

V. Snelscan op één pagina: observatie-schaduwen van “snel” (klein) en “stabiel” (groot)

  1. Vaak gezien bij kleine zwarte gaten:
  1. Vaak gezien bij grote zwarte gaten:

Deze verschillen sluiten elkaar niet uit. De drie routes co-exist eren vaak; alleen verschuift de dominantie met de schaal.


VI. Samengevat

Zodra de massaschalen verschuiven, verandert ook de “materiaalkunde” van de nabij-randzone. Kleine zwarte gaten hebben korte paden, een lichte buitenlaag en een dunne overgangszone: respons is snel, scherp en perforatie langs de as gaat gemakkelijk. Grote zwarte gaten hebben lange paden, een zware buitenlaag en een dikke overgangszone: gedrag is stabiel, glad en de voorkeur gaat uit naar randroutes. Met dit denkkader krijgen bronverschillen—waarom de één jet-gericht is en de ander schijfwind-gericht—een structurele verklaring.


Auteursrecht & licentie (CC BY 4.0)

Auteursrecht: tenzij anders vermeld, berusten de rechten op “Energy Filament Theory” (tekst, tabellen, illustraties, symbolen en formules) bij de auteur “Guanglin Tu”.
Licentie: dit werk valt onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationaal (CC BY 4.0). Kopiëren, herverdelen, citeren, bewerken en opnieuw verspreiden is toegestaan, voor commerciële en niet‑commerciële doeleinden, mits naamsvermelding.
Aanbevolen bronvermelding: Auteur: “Guanglin Tu”; Werk: “Energy Filament Theory”; Bron: energyfilament.org; Licentie: CC BY 4.0.

Eerste publicatie: 2025-11-11|Huidige versie:v5.1
Licentielink:https://creativecommons.org/licenses/by/4.0/